Carel Bikkers was de eerste directeur van Audax die zich CEO liet noemen. De meeste van ons hadden daar nog niet eerder van gehoord maar vandaag de dag struikel je bijna over allerlei Amerikaanse afkortingen die iedereen duidelijk moeten maken hoe belangrijk de persoon in kwestie wel niet is. Chief Executive Officer. The Big Guy. Qua functie dan, want in lengte is Carel Bikkers niet zo groot.
Carel Bikkers
Mijn contact met Bikkers was niet echt veelvuldig. We hebben met z’n tweeën eens een kop koffie op Schiphol Plaza gedronken waarbij hij mij wat goedbedoeld vaderlijk advies gaf. Ik heb een aantal vergaderingen met hem gehad in Gilze maar zag en sprak hem voornamelijk op zogenaamde filiaalhoudersdagen. Ergens in het land, in een grote zaal, werden wij dan toegesproken door Carel Bikkers en de toenmalige directeur van AKO. Omzetcijfers, toekomstplannen, bewegingen in de markt. Noem het maar op. Met na afloop een diner en vervolgens weer naar huis.
Pilotstore
Wat mij van Carel Bikkers het meest is bijgebleven is zijn definitie van een winkel. Een toko op een hei met planken aan de muur. Meer was het volgens hem niet. Je kon een dure formule verzinnen en allemaal theorieën ontwikkelen over looprichtingen en klantbeleving, maar uiteindelijk was het een hut met planken. Er waren winkelorganisaties die niets anders deden dan pilotstores openen. Iedere winkel werd een glimp van de toekomst. Zo gaat onze formule zich de komende jaren ontwikkelen. Deze kleuren, deze accenten, deze manier van presenteren. Een jaar later was het weer achterhaald, want plotseling stond er ergens een nieuwe toko op een stuk grond met weer hele andere planken. In plaats van een formule met 100 identieke winkels had je dan een keten met allemaal verschillende vestigingen die het blijkbaar stuk voor stuk nét niet waren. Soms was het dan ook niet zo heel moeilijk om je voor te stellen dat een bepaald winkelbedrijf om de zoveel jaar werd overgenomen door een nieuwe eigenaar omdat de vorige het geld niet meer had om wéér een pilotstore te bouwen.
Schiphol
Zover ik het heb begrepen had Carel Bikkers niet zo heel veel met een formule. Ik was het lang niet met alles eens wat hij vertelde of bedacht, ongetwijfeld wederzijds, maar over die hut met planken heb ik nooit lang hoeven nadenken. Op Schiphol was ik ooit verantwoordelijk voor achttien winkels. Niet één daarvan leek op de ander. Totaal verschillende winkels qua interieur, looprichting en indeling. Er waren steeds andere architecten, steeds weer nieuwe voorschriften van de luchthaven en vooral het besef bij mij dat het voor de omzet en het succes van de winkel geen donder uitmaakte of de winkel wit, zwart of rood was. Zolang je maar extra diepe planken had voor de tijdschriften, genoeg ruimte voor de bulktitels en platte tafels voor de boeken. Verder een toonbank met genoeg ruimte voor één, twee of drie kassa’s, afhankelijk van waar de winkel werd gebouwd. Nog nooit bleek een winkel minder omzet te draaien waarbij de schuld werd gezocht in de kleur van het onderstel van een bepaalde wenskaartenmolen.
Broese
Een winkel moet mooi zijn, schoon, overzichtelijk. Natuurlijk is de ene hut de andere niet. Kijk weer naar Broese in Utrecht. Dat is met recht een Hut met de hoofdletter H. De omzet was echter niet anders geweest als er zwarte poten onder een zilveren boekentafel hadden gezeten. Wel als ze de helft minder boeken op voorraad hadden of niet voldoende ruimte overgelaten om langs de tafels te lopen. Hoe ruimer je hut hoe makkelijker het is om dat te realiseren.
Wirwar
Mijn eigen stukje grond in Almere-Haven is een wirwar van verschillend interieur. Een mooie toonbank van The Read Shop. Een oude tijdschriftenwand van de Plantage boekwinkel. Die doet gewoon zijn werk. Boekenkasten die ik heb besteld bij IKEA en vervolgens zelf in elkaar heb geknutseld. Een tweedehands kaartenwandje van Hallmark. Niets pas 100% bij elkaar maar in z’n totaliteit oogt het geweldig. Ik ben al zeven jaar trots op die toko op dat mooie stukje grond. Op iedereen die er werkt. Mijn eigen formule. En nog succesvol ook! Want dat is waar het uiteindelijk om gaat. De mensen die de winkel runnen. Met de voeten in de klei.